Uitzendburo CITO – HR 24-10-1978 – NJ 1979/52

UITZENDBURO CITO

Relevant wetsartikel: 45 Sr

In dit arrest verlaat de Hoge Raad de causale pogingsleer en gaat over tot de finale pogingsleer.

Casus: Twee overvallers bellen aan bij een uitzendbureau. Hun gelaat gedeelte­lijk bedekt, in het bezit van schietklare wapens en een lege weekendtas. Uit deze gedragingen volgt hun intenties om over te gaan op diefstal met geweld of bedreiging.

HOGE RAAD: om voorbereiding en begin van uitvoering van elkaar te scheiden moet men kijken naar de uiterlijke verschijningsvorm die geacht moet zijn te gericht op de voltooiing van het misdrijf (objectief). Het causale criterium is daarmee verlaten. Echter het objectieve element blijft overheersen.

Factor 1: de gerichtheid van de gedraging dient uit de uiterlijke verschij­ningsvorm van die gedraging te kunnen worden afgeleid (objectief)

Factor 2: deze gedraging moet zijn gericht op de voltooiing van het mis­drijf, ook wel het vereiste van ‘concrete gevaarzetting’ genoemd.

Let op: de gedragingen zijn geen uitvoeringshandelingen van het beoogde misdrijf zelf.

Tegenwoordig noemen we deze leer het Cito-criterium (kijken naar de uiterlijke verschijningsvorm), ook wel de Eindruks-theorie genoemd. Deze theorie heeft ook geleid tot het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen.
In deze casus was er wel sprake van een begin van uitvoering.

 

Scroll naar boven