Arrest: Roham/Planex
Onderwerp: De faillietverklaring
Inzake: Summierlijk gebleken van het bestaan van een vorderingsrecht; tegenvordering.
Vindplaats: HR 07-12-1990. NJ 1991, 216
Feiten: Het Hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van het vorderingsrecht van de schuldeiser als vereist in art. 6 lid 3 F (faillissementswet). Het Hof heeft aldus geoordeeld omdat de schuldeiser (Roham) weliswaar een vordering heeft op Planex oop grond van een huurovereenkomst, maar dat Planex een tegenvordering heeft op Roham die minstens net zo groot is.
Rechtsvraag: Moet bij het oordeel of summierlijk is gebleken van het bestaan van een vorderingsrecht er rekening mee worden gehouden dat de schuldenaar een tegenvordering heeft op de schuldeiser, dus dat na verrekening er (deels) geen vordering meer bestaat?
Overwegingen Hoge Raad: Vooropgesteld moet worden dat het Hof had te beoordelen of summierlijk van het bestaan van een vorderingsrecht van Roham, in de zin van 6 lid 3 Fw, is gebleken. Deze bepaling eist niet dat het vorderingsrecht van de schuldeiser opeisbaar is of naar omvang vaststaat. Daarmee strookt niet om, zo de schuldenaar bij wege van verweer een beroep op een tegenvordering doet, voor de vraag of dit verweer opgaat, een andere eis te stellen dan dat reeds aanstonds aannemelijk is dat de schuldenaar uit hoofde van deze tegenvordering ten minste een gelijk bedrag te vorderen heeft als dat van de vordering die aan de faillissementsaanvraag ten grondslag is gelegd, met als gevolg dat van het bestaan van die laatste vordering dan niet summierlijk is gebleken.
Aantekening verdient dat ook de aard van de procedure betreffende een verzoek tot faillietverklaring meebrengt, dat daarin niet aan de orde kan komen of de tegenvordering “spoedig en op eenvoudige wijze in rechte kan worden vastgesteld”
Het voorgaande brengt mee dat het Hof zich terecht heeft beperkt tot het onderzoek of reeds aanstonds voldoende aannemelijk was of de door Planex ingeroepen tegenvordering op voormelde voet een afdoende afweer opleverde
NB: In deze procedure is niet uitdrukkelijk een beroep gedaan op een verbod van verrekening zoals is vermeld in het huurcontract tussen Roham en planex. Was dat wel gebeurd, dan zou waarschijnlijk het faillissement zijn uitgesproken